dinsdag 25 september 2012
Erik Borgman
Van verdeeldheid tot veelkleurigheid
Concrete samenwerking als gaddelijke opdracht- naar aanleiding van de oecumenische convenanten
Oecumenelezing Emmen, 25 september 2012
1. Het is noodzaak de oecumene een nieuwe impuls te geven. Het afnemen van het oecumenisch elan van de jaren zeventig en tachtíg heeft diepere oozaken dan de naar binnen gerichtheid van kerkgemeenschappen. De gevestigd geraakte manier om over oecumene te denken is gebaseerd op een problematische visie op de verhouding tussen de kerken en de Nederlandse samenleving.
De kerken worden gezien als het warme hart van de Nederlandse verzorgingsstaat. Ten opzichte van deze missie werden de verschillen tussen de kerken en confessies gezien als van secundair
belang. Een als'oecumenisch'waargenomen gemeenschappelijk zelfbeeld werd vaak gezien als de kern, de verschillende confessies als varianten ervan. Concrete oecumenische activiteiten werden beschouwd als uitdrukkingen van het gemeenschappelijk christen-zijn. Dit liep uit in gemeenschappelijk vieren, hetgeen door oecumenisch actieven nog altijd wordt gekoesterd. Deze vorm van oecumenische samenwerking is echter paradoxaalgenoeg sterk naar binnen gericht en heeft vooralde belangstelling van de kernleden van de betrokken kerken.
Hiermee verdwijnt de grondslag van oecumenische samenwerking achter een veronderstelde gemeenschappelijke rol en taak van de kerken. De crisis van de oecumene is uiteindelijk gevolg van het vennraarlozen van de grondslag ervan.
2. Het decreet over de katholieke deelneming aan de oecumenische beweging van het TweedeVaticaans Concilie Unítatis redintegratio wordt het verlangen naar eenheid onder christenen een 'teken van de tijd' genoemd (no. 4). De eenheid van de kerk is volgens het document uiteindelijk te vinden 'in Christus en door Christus', en doordat'de Heilige Geest de verscheidenheid van zijn gaven aanwezig stelt' (no. 2). De Geest van Christus nu, stelt het document, gebruikt ook afgescheiden kerken en gemeenschappen 'als heilsmiddelen', dat wil zeggen als kanalen voor zijn
werkzaamheid (no. 3). Daarom:
... is het noodzakelijk dat de katholieken de echt christelijke waarden uit het gemeenschappel'tjk
erÍgoed die bij onze gescheiden broeders worden aangetroffen, met vreugde erkennen en
hoogachten. [...] Ook mag het ons niet ontgaan dat al wat de genade van de Heilige Geest in onze gescheiden broeders tot stand brengt, ook kan bijdragen tot stichting van onszelf. Wat echt christelijk is, is immers nooit in strijd met de waarachtige waarden van het geloof; het kan zelfs altijd leiden tot een dieper doordringen in het mysterie van Christus en zijn Kerk (uB no. 4).
Het gaat bij de oecumene niet om gemeenschappelijk belang of een gemeenschappelijke rol van de kerken in de samenleving. Het gaat erom dat we steeds weer van de Geest te leren hebben hoe hier en nu als christenen te leven. Het inzicht dat christenen uit verschillende kerken hierin elkaar iets te vertellen hebben, wijst erop dat de bede van Jezus Christus'dat allen één zijn' over kerkgrenzen heen reikt. Zo 'wekt de Geest bij alle leerlingen van Christus het verlangen en de inspanning om
allen, naar de wijze die Christus bepaald heefi, in één kudde onder één Herder vreedzaam te verenigen' (Lumen Gentium 15). Het gegeven en het besef gemeenschappelijk aangesproken te zijn door Christus in de Geest, verplicht te zoeken naar manieren om deze gemeenschappelijkheid vorm te geven en tot uitdrukking te brengen.
De grondhouding van deze eenheid is wat men in het Engels noemt receptive ecumenism.
Oecumene wordt hierbij gezien als 'uitwisseling van gaven' (encycliek Ut Unum Srnf van Johannes Paulus ll, no. 28; vgl. Lumen Gentium no. 13). Daarbij gaat het er vooral om open te staan om deze gaven te ontvangen.
3. Om allerlei redenen is het van belang dat de kerken op lokaal niveàu hun missie als kerken kunnen terugvinden. Daartoe nodigt het voorgestelde oecumenisch convenant uit: 'Wijwillen uitdrukking geven aan onze gemeenschap in Jezus Christus, die wij belijden als Heer en Verlosser overeenkomstig de Schriften, en willen ernaar streven om onze gemeenschappelijke roeping te vervullen om samen kerk van Christus te zijn tot eer van de ene God, de Vader, de Zoon en de Heilige Geest' à uitnodiging te beraadslagen over wat dit vandaag de dag betekent; . 'Wij zijn dankbaar voor de samenwerking, die in de afgelopen... jaren tussen onze geloofsgemeenschappen is gegroeid' ) uitnodiging te oogsten wat de Geest ons via elkaar gegeven heeft;
. 'Met dit convenant sluiten wij een bondgenootschap, waarin wij... de verplichting op ons nemen om deze samenwerking te bevorderen en verder uit te bouwen' è uitnodiging tot concrete hoop.
Het nadrukkelijk gelovig inkaderen van het convenant is van groot belang. Samen met het lokale karakter ervan leidt dit tot het zoeken van de tekenen van Gods werkzaamheid in de directe omgeving en de hoop die daar het resultaat van is.
Het sluiten van een convenant is een aanleiding als lokale kerken nadrukkelijk de balans op te maken. Doen we samen watwe moeten doen, moeten we watwe samen doen samen blijven doen, en op deze manier? Benutten we elkaars gaven voldoende? Het i's ook aanleiding bestaande oecumenisch activiteiten, met name op diaconaal terrein, weer nadrukkelijk te verbinden met de roeping gemeenschap te zijn in naam van Jezus Christus, bezield door zijn Geest. De oecumene wordt in het convenant in een dynamisch perspectief gezet:
. 'Wi spreken het voornemen uit dat wij vanuit het Oecumenisch Overleg initiatieven zullen ontplooien om de oecumenische samenwerking te bevorderen en te doen groeien' à
uitnodiging dit te concretiseren . 'Eenmaal per drie jaar roept het Oecumenisch Overleg de deelnemende geloofsgemeenschappen bijeen in een oecumenische beraadslaging, waar een gezamenlijke evaluatie van de samenwerking en van de groeivan de activiteiten plaatsvindf à periodieke balans en mogelijkheid tot b'ljsturing.
4. Het accent op de afzonderlijke geloofsgemeenschappen lijkt wellicht een zwakte, maar is een kracht. Het maakt zichtbaar dat noch de gevonden overeenstemming, noch het verlangen naar eenheid, maar de identiteit die zij vinden in de belijdenis van het geloof de grondslag is van de samenwerking. Het is de Geest waarin zij geloven die christenen vraagt zich te bekeren tot elkaar, ze aanzetgezamenlijk op te trekken en daarbij nieuwe wegen te gaan. Wat gepresenteerd wordt is het belangwekkende, maar enigszins vergeten modelwaarmee de mensenrechtenverklaring tot stand is gekomen. De gemeenschappeljike overtuiging wordt uitgesproken, maar het verplichtend karakter ervan wordt zelf niet gemeenschappelijk onderbouwd.
Dit maakt een levende en maximale gemeenschap-in-verschillen mogelijk, waarin ideeën en gedachtegangen als gaven aan elkaar worden aangeboden, Het voorkomt de versmalling tot een schraal compromis. Het modelconvenant lijkt het belang hiervan niet te helemaal te doozien. Bij de voorgestelde terreinen om afspraken over te maken, volgt de bekende trits van vieren, leren en dienen, in deze volgorde. Beter lijkt de volgorde om te keren: de ontdekking van het belang om gezamenlijk iets te doen, leidt tot een hernieuwde impuls om te leren wat het hier en nu betekent kerk te zijn ,en de
hierbij gedane ontdekkingen geven aanleiding tot vieren.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten